Verenigingsjaar 01-07-1969 t/m 30-06-1970

bijgewerkt op
  Bestuur : 
  Voorzitter  E.F.M. Butter
  Secretaris  Mw. W. Kempkes-Schrijen
  Penningmeester  A.F.M. Roovers
  Redactie Sticks :  Diedel Bolt
   Conny Brattinga
    Henk Rademaker
    Sevrin de Vries
    Ton Meurs
  Jeugdcommissie 
  Voorzitter  A. v.d. Zande
    Mevr. J. Wakkerman-Schwirtz
    Mevr. A. Venhoeven-Hoft
    Ron Soeteman
  Evenementen 
  8 november 1969   Feest voor C-junioren 
  13 december 1969   Landlopersfuif voor A-junioren 
  28 februari 1970   Uitreiking Groene en Rode Knuffel, 1ste competiehelft met bingo en dansen.
  Groene knuffel Jongens A1, Rode Knuffel Jongens C1.
  11 april 1970   Kampioensfeest Jongens A1.
  23 mei 1970   Wandelspeurtocht voor C-junioren en fietsrally voor A- en B-junioren Ares-All minded-familietoernooi 
  24 mei 1970   Ares-All minded-familietoernooi
  Heren 1 zaalhockey
  voorjaar 1970
  F. Preller, W. Bolt, F. IJsseldijk, J. Hagen, R. de Haan, B. Hattink, R. Schijf, P. Harleman, H. Harleman,
  R. v.d. Zande en Ch. Schijf
  Dames 1 zaal
  25 januari 1970
  I. Schijf-Jaspers, H. v.d. Zande, S. Franken, E. Harleman, M. Schotman, H. Franken, E.Venhoven,
  M. Holtus, T. Harleman.
  Coach : Mevr. Reyn.
  Kampioenen 
  Jongens A1   Met 27 punten uit 14 wedstrijden, doelsaldo 97-5.
  Meisjes B1   Met 26 punten uit 14 wedstrijden, doelsaldo 80-10.
  Meisjes B1   Oostelijk kampioen
  Jongens A1   zaalhockey 
    Uit Sticks februari 1970"Moreel, Hockey en de Coach.

Opzettelijk staat moreel voorop, want als er één teamsport is, waarbij het moreel een heel belangrijke rol speelt, dan is het wel hockey. Dat de coach een belangrijke rol speelt in het al of niet goed spelen, weten wij allen. Als het moreel goed is en de ploeg is aan de winnende hand, dan hoeft hij er niet aan te pas te komen, maar zakt de ploeg als een pudding in elkaar, dan kan hij een goede wending aan de zaak geven. Er staat "kan", want natuurlijk kan het moreel te zwaar geschokt zijn, of de prestaties van de tegenapartij overtuigend. Maar juist die twijfelgevallen, dat het vriezen kan of dooien - en hoe vaak komt dat niet voor- dan komt het op de kennis en de takt van de coach aan. Kennis moet hij in de eerste plaats hebben. Hij moet weten hoe de bewegingen in het veld moeten zijn. Hij moet eventuele zwakheden van de tegenpartij kunnen onderkennen en de eigen partij zich het beste kan instellen op de sterke kanten van de tegenpartij. Hij moet kunnen bepalen of taktiekverandering nuttig kan zijn. Hij moet a.h.w. een veldheersblik hebben. Takt moet een coach in het bijzonder hebben. Hij moet mensenkennis hebben en pedagogisch zijn en moet een hoger moreel bezitten dan de spelers. Een coach, die het maar laat gaan als het de ploeg slecht gaat met het idee van "er valt toch niets merr te redden" doet daar fout aan. Zo lang er leven is, is er hoop. Hij moet aanwijzingen geven, hij moet iets zeggen, dat de spelers uit de put haalt. Hij moet trachten hun gedachten : "Wij verliezen" over te schakelen in "Wij zullen vechten tot het bittere eind". Lukt hem dat, dan heeft hij zijn taak goed verricht. Om dat echter te kunnen, moet hij zijn ploeg als ploeg goed kennen en de spelers als mens. Geen twee mensen zijn gelijk en dus moet elke speler op de voor hem geëigende manier worden aangepakt. Wat de mensen echter allen gemeen hebben is: dat ze niet alsmaar weer op hun fouten gewezen worden, ook al zijn ze waar. Hij zal zijn fouten hoogstwaarschijnlijk zelf wel kennen en er alles aan doen, wat hij kan. Lukt hem dit niet, dan moet men dit accepteren, want men heeft hem als teamlid geaccepteerd. Bekend is dat ze moreel gesterkt worden, als ze complimenten krijgen, de coach moet het peil, dat het team en elke speler apart kan bereiken, kennen. Wanneer dit peil bereikt is, moet dit ook niet ongemerkt voorbij gaan. Al met al moet een coach zijn mensen goed kennen en weten hoe zij ze moet aanpakken. En daar is aanleg en ervaring voor nodig. Maar dat niet alleen, de coach kan het moreel beïnvloeden. Uiteindelijk moet het beginnen bij de aanvoerder en de spelers zelf. De spelers moeten beseffen dat kameraadschap de belangijkste pijler is, waarop de eenheid is gebouwd. Ze moeten doordrongen zijn van het elkaar moeten dienen en bijstand verlenen, zij moeten aan de andere kant zich beperken tot zelfconcentratie om spelers niet uit hun concentratie te halen door op- of aanmerkingen. Men moet er vanuit gaan, dat iedere speler zijn uiterste best doet, dat men speelt voor zijn plezier en dat het altijd prettiger is goed te spelen dan slecht. De aanvoerder is hier de man die ervoor moet zorgen dat de rust in het team bewaard blijft. Een ploeg, die met overtuiging speelt is ALTIJD een rustige ploeg en haalt daardoor meer overwinningen dan elke andere.
  Vorige jaar   Terug naar geschiedenis   Volgende jaar